Nabucco (Nabucodonosor) van Verdi

 

Nabucco, in eerste instantie Nabucodonosor, is een uit vier delen (4 acten) bestaande opera van Giuseppe Verdi (1813-1901) op een libretto van Temistocle Solera, dat gebaseerd is op het toneelstuk Nabucodonosor van Auguste Anicet-Bourgeois (1815-1878) en Francis Cornu (1800-1848) die op hun beurt hun drama ontleenden aan de boeken Jeremia en Daniel uit het Oude Testament, alsmede korte elementen uit het boek Jesaja dat eveneens tot het O.T. behoort.

Solera deed dat eveneens, maar maakte tevens gebruik van het drama Nabucco trasformato Ragionamenti morali van Giovanni Agostino Della Legueglia (Milaan 1668) waarvan een tweede versie zeven jaar later (1675) in Venetië ontstond.

Nadat Bartelomeo Merelli (1794-1879) de impresario van het Teatro alla Scala (hij schreef ook operalibretto's voor onder anderen Simon Mayr en Gaetano Donizetti) er diverse keren in was geslaagd de eerste uitvoering van Verdi's derde opera uit te stellen, vanwege geldproblemen zo heette het, vond de eerste uitvoering op 9 maart 1842 plaats en werd voor de jonge componist een overrompelend succes.

 

Rolverdeling

  • Nabucco (Nebukadnezar), koning van Babylon, bariton
  • Ismaël, neef van de koning van Jeruzalem, tenor
  • Zacharias, joodse hogepriester, bas
  • Abigaille, de veronderstelde eerstgeboren dochter van Nabucco, sopraan
  • Fenena, de tweede dochter van Nabucco, sopraan
  • de hogepriester van Baäl, bas
  • Abdallo, adviseur van Nabucco, tenor
  • Anna, zuster van Zacharias, sopraan

Babylonische soldaten, joodse soldaten, Levieten, joodse maagden, Babylonische vrouwen, koor

Synopsis

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud en/of de afloop van het verhaal.

Eerste bedrijf

Jeruzalem, 586 v Chr. De tempel van Salomon.

De joden zijn verslagen door koning Nabucco van Babylon, die op het punt staat om Jeruzalem binnen te trekken. De hogepriester Zacharias heeft echter nog een troef over: de joden hebben een belangrijke gijzelaar, Fenena, de tweede dochter van Nabucco. Zij is toevertrouwd aan Ismaël, de neef van de joodse koning. Hij is echter verliefd op Fenena, mede omdat zij vroeger zijn leven heeft gered toen hij gevangen was in Babylon. Ismaël is van plan om samen met Fenena te vluchten.

Abigaille, de eerste dochter van Nabucco, is echter verliefd op Ismaël. Zij komt de tempel binnen samen met een groepje als joden verklede Babylonische soldaten. Zij belooft de joden vrijheid als Ismaël haar liefde beantwoordt. Hij weigert dit echter.

Nabucco zelf komt vervolgens in de tempel. Zacharias dreigt Fenena te doden als Nabucco of zijn soldaten de tempel durft te onteren. Ismaël komt tussenbeide en redt Fenena, waardoor hij volgens Zacharias een verrader is. Nabucco, weer herenigd met zijn dochter, geeft opdracht om de tempel te verwoesten.

Tweede bedrijf

Heiligschennis

Eerste scène

De vertrekken van het koninklijk paleis in Babylon.

Uit de geboorteakte van Abigaille, tot nu toe geheimgehouden door Nabucco, blijkt dat ze eigenlijk niet de dochter is van Nabuccco, maar van een slaaf. Abigaille zint nog steeds op wraak op Fenena, die in afwezigheid van Nabucco het land bestuurt. Ze bedenkt een plan: Fenena moet vermoord worden, terwijl Abigaille het gerucht verspreidt dat Nabucco is gesneuveld. De hogepriester van Baäl ondersteunt het plan.

Tweede scène

Een andere vleugel van het paleis.

Zacharias gaat naar Fenena toe om haar over te halen zich te bekeren tot het joodse geloof. De Levieten vervloeken Ismaël omdat hij Fenena gered heeft; hij wordt door iedereen als een verrader beschouwd. Zacharias zet dat recht: Ismaël probeerde juist een bekeerde vrouw te redden.

Abigaille probeert haar plan tot uitvoering te brengen, maar Nabucco komt onverwachts terug. Hij pakt de kroon en verkondigt dat hij de koning en God is van een volk dat hem voor eeuwig moet vereren. Op dat moment slaat een bliksemschicht in vlakbij Nabucco, en de kroon wordt door een mysterieuze kracht van zijn hoofd gerukt. Abigaille maakt gebruik van de ontstane verwarring door de kroon te grijpen.

Scène uit Nabucco

Derde bedrijf

De Profetie

Eerste scène

De hangende tuinen van Babylon.

Abigaille heeft zichzelf tot koningin uitgeroepen. Plotseling verschijnt een verwarde Nabucco, gekleed als zwerver. Abigaille misleidt hem om het koninklijk zegel op het doodsvonnis voor alle joden (inclusief de bekeerde Fenena) te zetten. Als Nabucco doorheeft dat hij beetgenomen is, dreigt hij de afstamming van Abigaille bekend te maken. Abigaille verscheurt echter de geboorteakte en geeft opdracht om Nabucco in de gevangenis te gooien. Een wanhopige Nabucco belooft Abigaille afstand te doen van de troon ten faveure van haar, als zij maar Fenena wil sparen. Abigaille weigert echter.

Tweede scène

Aan de oever van de Eufraat.

De joden, die veroordeeld zijn tot dwangarbeid, beklagen zich (Slavenkoor) en roepen God aan voor hulp. Zacharias doet de voorspelling dat wraak zal neerdalen op Babylon.

Vierde bedrijf

Het gebroken idool

Eerste scène

De vertrekken van het koninklijk paleis in Babylon.

Nabucco ontwaakt uit een nachtmerrie. Buiten hoort hij dat Fenena geketend wordt weggebracht door een groepje soldaten. Hij probeert zijn kamer te verlaten, maar dat blijkt onmogelijk. Hij smeekt God om genade, en onmiddellijk gaan de deuren open, en komt een groepje loyale soldaten hem bevrijden. Nabucco gaat op weg om zijn kroon terug te eisen en Fenena te redden.

Tweede scène

De hangende tuinen van Babylon.

Fenena is al op de executieplaats, en de hogepriester van Baäl staat op het punt met het ritueel te beginnen. Als Nabucco arriveert, geeft hij opdracht om het afgodsbeeld te vernietigen. Zonder dat iemand eraan zit, valt het idool op de grond in vele stukken. De joden zijn bevrijd en Nabucco geeft zijn volk opdracht om te knielen voor de God van de joden.

Abigaille beseft dat ze volledig verslagen is en vergiftigt zichzelf. Ze vraagt haar zus om vergeving en plaatst Fenena en Ismaël onder Nabucco's bescherming, zodat hij toestemming kan geven voor hun huwelijk. Ze roept God aan terwijl ze sterft.

Bekende aria

  • Slavenkoor (Va, pensiero)

Ontstaan en achtergronden

Het libretto van Nabucco, geschreven door librettist Temistocle Solera, heette oorspronkelijk Nabucodonosor, naar het gelijknamige toneelstuk van Anicet-Bourgeois en Francis Cornu. Het was door Bartolomeo Merelli, de impresario van het Teatro alla Scala in eerste instantie aangeboden aan de Pruisische componist Otto Nicolai, maar die wilde liever aan de opera Il Proscritto werken en weigerde de opdracht. Vervolgens kwam Merelli bij Verdi terecht, die net een ramp achter de rug had met zijn geflopte tweede opera Un giorno di regno. Verdi twijfelde aan zijn carrière als operacomponist en weigerde eveneens. Merelli wilde daar echter niet van horen en gaf Verdi het document mee naar huis.

De opera was meteen een groot succes, mede omdat de Italianen zich konden herkennen in het lijden van de joden. Lombardije-Venetië behoorde destijds bij Oostenrijk, maar er was een sterk nationalistisch sentiment genaamd Risorgimento (hereniging), zie Geschiedenis van Italië. Met name het slavenkoor (Va, pensiero) vond enorme weerklank; het is regelmatig geopperd als Italiaans volkslied. Tegenwoordig wordt het koor vaak twee keer achter elkaar gespeeld.

Nicolai toonde zich een zuur verliezer. Zijn eigen opera (Il proscritto) flopte, en hij verruilde Milaan voor Wenen. Toen hij van het grote succes van Nabucco hoorde, ontstak hij in woede. Volgens hem waren Verdi's opera's verschrikkelijk slecht, en hij zag Nabucco alleen maar als moord en bloedvergieten.